Vanaf nu zijn LHBTIQ+-rechten definitief verankerd in de Grondwet. In artikel 1 van de Grondwet wordt nu expliciet vermeld dat men niet mag discrimineren op grond van seksuele oriëntatie en beperking. Op dinsdag 17 januari heeft de Eerste Kamer dit historische besluit genomen.
‘Dit is een historische overwinning voor de regenbooggemeenschap en een kroon op de jarenlange inzet van het COC’, zegt onze landelijke COC-voorzitter Astrid Oosenbrug. ‘We zijn Alexander Hammelburg, Laura Bromet, Habtamu de Hoop en hun voorgangers ontzettend dankbaar voor hun vele werk aan dit wetsvoorstel.’
Het is dankzij deze kamerleden van D66, GroenLinks en PVDA dat het voorstel is ingediend. Voor een grondwetswijziging is het vereist dat op het voorstel twee keer door zowel de Tweede Kamer als de Eerste kamer wordt gestemd.
‘Een verankering in de Grondwet is een garantie dat we ook over vijftig of honderd jaar nog van onze zwaar bevochten rechten kunnen genieten,’ zegt Oosenbrug. ‘Dat we ook in de toekomst nog kunnen trouwen, kinderen kunnen opvoeden en beschermd zijn tegen discriminatie. Ook als de politieke of maatschappelijke wind onverhoopt draait in het nadeel van de regenbooggemeenschap.’
Het COC pleit al bijna 20 jaar voor verankering van LHBTI+ rechten in de Grondwet. De strijd begon in april 2004 met een oproep van COC’s Landelijke Werkgroep Politiek aan de Tweede Kamer. Er volgenden diverse nota’s en rapporten, maar de regering kwam niet met een voorstel. In 2010 dienden D66, GroenLinks en PvdA hun initiatiefwetsvoorstel in.
Op aandringen van het COC bevestigden de regering en de indieners tijdens de behandeling van dit wetsvoorstel vele malen dat het verbod op discriminatie wegens ‘geslacht’ – dat al in de Grondwet is vastgelegd – mensen ook Grondwettelijk beschermt tegen discriminatie op grond van genderidentiteit, genderexpressie en geslachtskenmerken.